Chris van Lenteren over ‘Vaak ben ik gelukkig’ van Jens Christian Grøndahl

 

recensies-rubriek

9789029090124Vaak ben ik gelukkig
Jens Christian Grøndahl

Dit is zo’n boekje waaraan je voorbij zou kunnen lopen in het winkeltje van Stein. Zeer bescheiden van formaat, een iets te mooie kaft waarop een uiterst fijnzinnig schilderijtje van Sara Siltala is afgebeeld. Je denkt misschien nog, leuk cadeau wellicht voor een vriendin. Een beetje zoals je in de veelheid van grote en nog grotere kerken in Italië voorbij zou kunnen lopen aan een klein kerkje, ver weg gestopt, geheel omsloten door huizen ‘Santa Maria in Miracoli’ in Venetië.

In beide gevallen raak je, eenmaal binnen bijna bedwelmd door schoonheid. In beide gevallen is bij de eerste indruk c.q. lezing, niets te zien van de structuur er is alleen maar dat fijne spel van licht en donker, van het ritme van de lijnen, een vanzelfsprekende harmonie. Huiveringwekkend handwerk.

De roman begint met de zinnen, “Nu is jouw man ook dood, Anna. Jouw man. Onze man”.

Hoezo, ook. Jouw man, onze man? Het duurt even, voordat we door de opening zijn, met onze ogen knipperend tegen het licht, voordat we een beetje doorhebben wie tegen wie spreekt in deze roman. Kennelijk iemand wiens man al dood is, maar wie is onze man dan?

Grøndahl schildert met fijn penseel waar het om de mensen gaat en wat er tussen hen gebeurt. Als je nog eens leest zie je dat de intensiteit van het verhaal vooral wordt veroorzaakt door het vertelperspectief. Ellinor spreekt vanaf de eerste bladzijde tegen haar overleden vriendin Anna, waardoor je als lezer het gevoel krijgt dat je terloops meeluistert naar de ontboezemingen van Ellinor. Jaren geleden, een tragisch ongeluk in de bergen tijdens het skiën verplettert Anna en de toenmalige echtgenoot van Ellinor, Henning, die ook buiten de piste zich op het gladde ijs van een buitenechtelijke relatie begeven. Georg had daar meer dan een glimp van opgevangen.

Georg en Ellinor blijven na dit drama achter en raken in elkaar verwikkeld, aan elkaar gehecht en gaan samen verder door het leven. Ellinor zorgt voor de kinderen van Georg. Met flarden krijgen we brokstukken te zien van het verloop van hun levens. Een plot zou ik het niet willen noemen maar als het verhaal zich voor ons uitrolt krijgen de personages meer reliëf.

Ellinor kijkt na de dood van Georg terug op haar leven, op het overspel van haar beste vriendin Anna met haar man, op de geschiedenis van haar herkomst, het verhaal van haar moeder, op de onmogelijke liefde van haar moeder met de man die haar biologische vader is. Tegen het einde van het verhaal, alsof ze uiteindelijk vrede sluit met haar eenvoudige komaf, gaat Ellinor verhuizen naar de straat waar ze ooit met haar moeder woonde.

Grøndahl vertelt dit verhaal op een manier zoals we vaak naar ons eigen leven omkijken, versnipperd, versplinterd, met schokken, maar uiterst subtiel. Besluiten die we nemen, relaties waarin we verzeild raken, omstandigheden die later meer betekenen dan we dachten. Levens die zich soms onomkeerbaar lijken te voltrekken. Maar in die ogenschijnlijke versnippering zijn ragfijne lijnen te ontdekken. Met milde weemoed en compassie beschouwt de schrijver de levens van deze vier mensen, beschouwt daarmee ook onze gecompliceerde, moderne levens.

Chris van Lenteren