Cor van der Wijk over ‘Ons soort mensen’ van Juli Zeh
Er moet iets gebeuren
Juli Zeh
Vannacht geen oog dichtgedaan. Gebiologeerd door Ons soort mensen bleef ik maar doorlezen in Juli Zeh’s boek over het slaperige dorpje Unterleuten (voormalige DDR). Als er een windmolenpark zal worden aangelegd waait het stof er hoog op. Niet alleen het stof, het waai(er)t ook prachtige zinnen!
Ik ving er een paar:
Over DDR veteraan Kron: Een paar weken geleden, toen Kron zijn kleindochter Kroontje ophaalde van de kleuterschool, ving hij toevallig op dat de juf tegen een jonge moeder zei dat de ‘knutselcompetenties’ van haar zoontje helaas niet aan de norm voldeden. Het was aan Kroontjes stralende gezichtje te danken dat hij er niet op los was gaan timmeren.
Over Vogelwacht (geflipt sociologieprofessor) Gerhard Fliess: Voor zijn deur stond een kleine auto zich te schamen dat de elektrische auto’s nog in ontwikkeling waren.
Grootgrondbezitter Meiler: Hij haatte het om in een wereld te leven waarin succesvolle ondernemers met baard en laarzen met gaten rondliepen en zwervers pakken droegen. Je moest tegenwoordig goed uitkijken of iemand iets in een vuilnisbak gooide of er juist iets uit pakte…. Voor zaken nodigt Meiler (paardenfluisteraar) Linda Franzen uit, in het intimiderende (Berlijnse) Adlon hotel. Franzens onverschilligheid veranderde het hele Adlon in een decor en hemzelf in een middelmatige patser. Nadat hij een kwinkslag plaatste: Het vriendelijk grapje sloeg stuk op de rots waarin Linda’s gezicht was veranderd. En na afloop van het gesprek: Hij had zin om haar een paar zinnen achterna te slingeren, als een handjevol kiezelstenen.
Computerspelontwikkelaar Frederik: In zijn leven vormden voorwerpen als ritsen, veters, schroevendraaiers of gardes een vijandig partizanenleger dat hem in hinderlagen lokte, vechter ertegen had geen zin. Maar hij kon algoritmes lezen, zoals andere mensen boodschappenbriefjes…
Volgens ene Elena heeft een vrouw in de eerste helft van haar leven geen make-up nodig, en in de tweede helft helpt het niet meer…
Ik ga alsnog slapen, zie eruit als een onopgemaakt bed…
Cor van der Wijk